bed nog lispelt van deftigheid, waaraan ik nauwelijks mijn penis durf te vertonen. Eindelijk vallen we in slaap, van hoofd tot voeten transpirerend, ik ben uitgeblust, heb geen droppel sperma meer, zij ligt versuft van moeheid naast me.
’s Morgens word ik wakker, ze ligt niet meer naast me, ze is weg. Ik krijg tranen in mijn ogen en denk, echt iets voor haar, dit soort afscheid vermijdt ze, wat lief, want als je beiden zo moe bent breng je geen gevoel meer op. Zou het komedie zijn geweest van: het ga je wel. En dag. En we zien elkaar nog wel eens...
Ik sta op en was me, zoek mijn sokken, kan ze niet vinden, kan me jarretelles niet vinden, kan me broek niet vinden en krijg door, dat ze mijn kleren heeft meegenomen. Sta daar poedelnaakt in die hotelkamer, uitgeblust en rillend en denk, wat nu ? Afijn, ik telefoneer om de gerant, erg pijnlijk, ik ben voor hem de grote acteur Wieland, en nou dit. Maar ja, mannen onder elkaar, we gaan er samen om lachen en hij leent mij kleren.
Natuurlijk ga ik terug naar mijn buiten, naar Brilletje. Ik denk, ik zal haar zeggen dat ik dronken was, dat mijn kleren zijn gestolen, als ze me ziet binnenkomen in dat te grote confectiepak. Eigenaardig is, dat ze me altijd heeft vergeven als ik dronken was, dat soort mensen denkt, dat hoort bij een acteur, en dan zijn ze op hun wijze grootmoedig. Ik kom thuis aan, bij Brilletje, en ze zit heel rechtop in een stoel, ze heeft een beetje van die paardetanden,