Niet dat alles zo vanzelfsprekend ging. Als toneelspeelster begon je van onder af. Eerst figureren. Dan een klein rolletje, wat je met verbeten zenuwen bracht, met een krankzinnig verantwoordelijkheidsgevoel om een paar zinnen, die je ‘waar’ moest maken. Zalige illusie van belangrijkheid. Om je heen de grote broeders en zusters, die nauwelijks belangstelling voor je hebben. Je moet het doen, je moet het bewijzen, dat je er hoort, doodalleen.
In de kleedkamer praten. Over jezelf. Je thuis. Je plannen voor later. Verdomd goed stuk is dit. Rot-pers, maar het publiek komt. Louis B. loopt als een god om ons heen. Hij is volmaakte autoriteit. Hij praat met je als het hem belieft. Hij laat zich nauwelijks ‘aanpraten’. Jonge actrices verdwijnen in zijn privé-kantoor. Andere actrices vragen zich af, of er iets met ze is, hij neemt geen notitie. Ze beginnen te lokken. Kousebenen, slank, verleidelijk tot aan het broekje. Schaterlachen om Louis B. Het Marie Antoinette-kostuum toont je blote borsten. Dicht langs Louis B. Hij kijkt ernaar met kennersblik. Het lukt. De volgende dag krijgt ze het briefje:... en verzoek ik u vanmiddag om vier uur op mijn privé-kantoor te komen... ‘Nou ga je voor de bijl...’ zeggen de anderen. Zij, nerveus, weet dat. De volgende avond in de kleedkamer is zij zwijgzaam, vastberaden. Ze kijkt zelfs wat hautain. Ik zit naast haar voor de grote spiegel. Doorzie haar. Twee weken later heeft ze een vrij belangrijke rol. Ik heb met haar te doen. Zij heeft niet veel talent. Louis B. zal