mop: (angstig) Nee. Boven.
jasper: Boven?
miep: Is ’r boven. . . . ?
nanning: (met nadruk) Boven.
jasper: (fluit even bedenkelijk).
mop: ’t Was iets zwaars.
miep: Hoe kan dat?
nanning: Dan is ze thuis.
jasper: Dan is ze zeker thuis. Jammer.
miep: Vreeselijk jammer.
mop: (angstig) Stil ’ns! (zij luisteren allen met omhoog starende hoofden )
jasper: Nou staan we hier precies als vier jonge spreeuwen, die uit 5t nest gevallen zijn (rekt zich op de teenen van den eenen voet) en die 5r weer in terug willen. . . . mop: Stil dan toch - ik hoor wat. . . . miep: (bedrukt) Ik ook. . . .
nanning: (droog) .... Ik hoor, ik hoor, wat jij niet hoort -wat hoor je dan?
jasper: Dat ’s wel merkwaardig: we zijn zoo aan ’t gespook hierboven gewend, dat we spoken hooren als ze ’r niet zijn!
(er klinkt het geluid van een electrische schel. Hij zwijgt nu zelf ver-schrikt)
johannes: (in de achterdeur) D’r is boven wat gevallen. miep : (nerveus) Ja, ja, ja, ja! johannes: En d’r schelt boven iemand. mop: Ja, ja, ja, ja!
johannes: En d’r is niemand thuis. . . . miep: Schaapskop! (de schel klinkt opnieuw) johannes: Daar heb-ie ’t weer. . . . mop: (gejaagd) Stil dan toch! jasper : (zakt op een stoel en krijgt een stuiplach)
58