Dubbel graf (serie Heijermans' Camera)

Titel
Dubbel graf (serie Heijermans' Camera)

Jaar
1924

Overig
Heijermans' Camera

Pagina's
30



Omdat ’n kerkhof geen plek voor kleuters is, gingen we op den sterfdag alleen naar 't graf en stonden ’r ieder met de eigen gedachten, nauwelijks nog over 't verleden sprekend, enkel met de vervagende herinnering aan de zwakke, kleine baby, die met ’r handje over ’t dek had liggen graaien.

„Heb je opgelet?” vroeg Charles, als we naar huis wandelden: „hoe ’k dit heb laten doen en dat veranderen ?”

Dat had *k. Hij onderhield ’t familiegraf zooals-ie z’n werkkamer onderhield, 't Hek werd ieder voorjaar geverfd. De zerk gewasschen. De bloemen en planten hernieuwd. Leven en dood waren voor hem ’n ding van orde, regelmaat, verzorging. *t Was z*n natuur, z*n bijzonder ik dat-ie nooit zou veranderen...

Toen gebeurde ’t. Als ingenieur van de Maatschappij moestic 'n reis naar Indië maken. Ze hadden ’n rapport noodig en hij was de aangewezen man. Zonder mij wou-ie niet, en ’k had 'm ook nooit alleen laten gaan. Zoo lang van mekaar af en met de gevaren die bestaan of die je je fantaseert, nee! ’k Zou geen rust of duur hebben gehad. Samen werd ’t ’n uitstapje met al 't comfort van 'n goed schip. ’n Maand pakten we, of liever h ij pakte en ik keek toe hoe-ie ’t systematisch, met overleg en alles berekenend dee. 't Huis werd gesloten, de gordijnen af genomen, de meubelen in hoezen gestoken. Als we terugkwamen zou alles weer in ’n paar dagen in orde zijn. Geen kleinigheid ontging ’m. We konden desnoods jaren wegblijven. Stof, roest, niets was mogelijk. Tilly, die we niet mee durfden nemen, kwam bij m’n zuster in huis. We namen afscheid van *r, vertroetelden ’r de laatste dagen, knuffelden en zoenden ’r eindeloos, en voor we de groote reis begonnen, bezochten we nog eens 't familiegraf. ’t Was ’n Augustusdag en zonnig weer. De bloemen bloeiden voluit en de wind dee de wilgen zoo triestig ruischen, dat ik 'r angstig bij werd.

„Wat is 't hier akelig vandaag,” zei ’k, schrikkend bij ieder geluid, voor de vogels in de takken, ’t getoeter van 'n stoomboot, 't harken van ’t grint.

„Akelig,” glimlachte-ie en z’n hand drukte de mijne zóó, dat *k m'n armen om z’n hals had willen slaan.

Den volgenden dag waren we op zee en Jt werd ’n koorts van

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.