indrukken en gebeurtenissen. Toen je wegging dacht je: hoe lang zal 't duren eer je in Holland terug bent, leek de tijd je ontzettend — en op de thuisreis lachte je verwonderd, omdat de maanden omgevlogen waren. O, ’t was wel prettig, wel heerlijk^ meneer, uit te rekenen wanneer je zou aankomen — en hoe ’t huisje met ’t tuintje 'r uit zou zien — en hoe de woonkamer met 'r oud-Hollandsche meubeltjes en antieke borden... En je overlegde op ’t dek, als 't avond was en je niets dan water en sterren zag, hoe je de meegebrachte Indische dingen zou plaatsen — de gong in de gang — de ivoren bibelots op de étagère — de waaiers in Tilly’s kamertje — de wapens in de voorkamer boven ’t bureau... Je verheugde je in één uitgeruste stemming over de doorstane lotgevallen, 't welslagen van de zaken, 't weer in je armen nemen van ’t pleegkind, dat je schattige brieven met haast geen taalfouten had geschreven — je hield in die dagen aan boord zoo echt, zoo innig van mekaar, omdat je op elkander was aangewezen, en enkel mekaar had, ’s morgens, 's middags, ’s avonds en 's nachts in de kleine hut met 't ge-schuur van de golven tegen de patrijspoorten en ’t gefluit van den wind... Je bad samen als 't stormde en bedroomde samen 't kielzog in den avondschemer en keek nieuwsgierig naar de lichten van andere schepen ... Ships that pass in the night...
Den tienden dag is-ie aan boord gestorven.
Vroeger zou ’k *t niet zonder snikken en pijn hebben kunnen zeggen.
Den achtsten dag klaagde-ie, bleef-ie langer dan anders slapen, paste ik ’m op, lachte ’k om de manier waarop ’k me moest behelpen. De dokter aan boord begreep niet wat-ie had. De beste dokters blijven aan wal, zeggen ze. Den negenden dag kermde-ie, dreef-ie zich de nagels in ’t vleesch, bebonsde-ie 't glas van de patrijspoort om lucht te krijgen — binnen vier en twintig uur liep ’t af — kreeg, ik, die gek was, die met geweld van ’t bed moest weggesleurd worden, 'n andere hut, ver uit de buurt.
En ze lieten me niet alleen. Eerst toen ’k door de verdoovende middelen, die me op werden gedrongen, ongevaarlijk voor me zelf was, hoefden ze me niet meer te bewaken.