m’n wildheid — lach maar: ik was wild — iets meer sentimentaliteit dan 't gros van de vrienden en kennissen — wat doet ’t ’r toe! —: we deeën en bewogen en troostten mekander of we ’n niet te ovrerkomen leed hadden. Omdat we ons stelselmatig opsloten en niemand ontvingen, en altijd weer over Tinetje spraken, over de wijze waarop we meenden dat ze gelachen had en meenden dat ze ons met *r gestamel en kreetjes liefkoosde en meenden dat ze elk woord van óns had begrepen
— omdat we niet van die souvenirs los raakten en heele avonden en nachten bij 'r portretjes en de photographie van ’t graf praatten en fluisterden — kweekten we bij elkaar, onderhielden we 'n stemming van treuren en klagen, die — ik erken ’t vandaag
— aan ’t overgevoelige, bijna ziekelijke grensde. Want ’n kindje van nog geen jaar is niet zoo wakker, niet zoo gerijpt, dat j e ’r eindeloos om mag rouwen — en j e van andere menschen terugtrekken.
Charles, die eerst de sterkste geweest was, werd de zwakste. Lachen dee-ie in die jaren niet. Op m’n geboortedag schonk-ie me 'n levensgroote reproductie van ’t portretje en maanden lang nam-ie me naar ’t kerkhof, waar-ie om de zerk bloemen had laten planten.
’t Sleet. Alles slijt. Maar juist omdat we zoo met onze gedachten bij Tinetje geleefd hadden, kwamen wij jonge, teleurgestelde menschen ’r toe ’t kind van ’n overleden schoonmaakster aan te nemen. Dat was 'n schat van ’n meisje, vier jaar oud — zoo oud als Tine geweest zou zijn als ze in leven was gebleven. Wij zijn voor dat meisje waarachtige ouders geworden, ’t Was ’n genot, 't heerlijk gebabbel, de aanhankelijkheid, ’t lachen en spelen, ’t met den dag wijzer, verstandiger, liever worden. Charles fleurde op, ravotte, wandelde, redeneerde met ’r — vertelde urenlange verhalen — corrigeerde de rekensommen van de school overhoorde de versjes, ’t Fransch, de grammaire, de jaartallen van de geschiedenis... Toch vergat-ie ons kind niet. Midden in z’n gestoei met Tilly kon-ie me aankijken of stil worden of plotseling moe van ’t geraas en rumoer van ’t pleegkind. En als de ellendige datum 'r was, leek-ie in zichzelf gekeerd, stug, onvriendelijk.