Sachel. Dichterbij. Nóg dichter. Heb jij Rafaël gezien ?
Rose. Nee.
Esther. Ben je ’m niet tegengekommen in al die tijd?
Rose (onrustig). Nee.
Esther. Jawel! God laat me uitpraatje gezond! Uren vortblijven — zoomaar! Affijn lieg maar toe — ’t ken ’r bij!
Rose. ’k Lieg niet.
Sachel. Ze lieg niet, nou niet. Na al wat ’r voorgevallen is, zou-ie ’r niet alléén hebben laten gaan.
Rose. Zal ’k binnen de boel klaarzetten?
Esther. Binnen? Geen stap meer in huis!
Rose (verschrikt). Waarom niet?
Sachel (ingehouden). Waarom niet? Waarom niet? Kijk in me oogen — me oogen die geen oogen meer zijn — ’t was wel makkelijk me zoon van me af te halen in ’t licht van den dag.....
Esther. Del! Geniepig achter onze ruggen.....
93