zoo doordrijven. Niet zoo haastig gebakerd. Jij heb ’n wil en je zoon heeft ’n wil — en voor de wil van je zoon moet je respect hebben. Je mag Rafaël niet behandelen als ’n kind. Je kent ’m nog altijd van toen die zoo kléin was. Je heb ’m niet groot zien worden. Als Rafaël redenen heeft, bezwaren heeft om met Rebecca te trouwen, dan moet je luisteren, dan moet je redeneeren. Want per slot van rekening trouwt Rafaël en trouw jij niet, gekje.
Esther. Dat zeg ik ook. Hij praat asof hij de bruigom is. Nar!
Haëzer. Z’n hart is jong genoeg! Hahaha! Niewaar Sachel? Oók ’n joodsche eigenschap. Zoek ’t bij de christenen! ’n Jood drinkt niet, ’n jood is matig, ’n jood brengt ’t tot hoogen ouderdom. Zouen we anders, na zóóveel vervolging, geworden zijn wie we zijn? Wat zeg jij, Rafaël? Zeg ook ’s wat. Je moet niet zoo ernstig zijn op joüw leeftijd. Neem ’n voorbeeld an mij. Zou je zeggen dat’k diep in de zestig ben — maar ie moet niet na m’n haar kijken Hahaha!
Esther. Drink is uit, meneer de rebbe.
Haëzer. Nee. Nee. ’k Ben voorzien. En nou over die kleine kwestie — och, ze vallen zoo dikwijls voor en je hoeft ’r mekaar niet minder lief om te hebben
— die kwestie, wat was ’t ook weer?
Sachel. M’n zoon....
68