Rebecca (met stijgende verlegenheid). Heb ik wat misdaan, dat je zoo, zoo....
Rafaël (smartelijk) Misdaan? We hebben elkander éénmaal gesproken. Hoe zou je misdaan künnen hebben? Wèar was ’t? ’t Was in ’t huis van je vader. Je zei iets tot mij. Ik zei iets tot jou. Woorden, woorden van èlken dag. Misdaan? Je heb mooie oogen, ’n mond om te kussen. Je handen zijn blank. Je zult moeder van véél kinderen worden. Poere oerewoe oemieloe es hoöres — gaat en vermenigvuldigt je — En ’n kind — hèha! — is ’n weelde, ’n kind groeit uit de aarde als ’n plant met enkel knoppen van vreugd! — Wat breng je mee? Drie, vier of vijf ? Als m’n vader drie neemt, neem ik drie! Als m’n vader vier neemt, neem ik vier! Neemt hij vijf is ’t mij goed! Ik ben gezond, heb geen gebreken. Ik heb ’n ding dat ziel heet. Dat krijg je toe! Ik droom. M’n droomen zijn te geef.... O Rebecca, we kunnen als tortels zoo gelukkig met elkander zijn.
Rose. Laat me gaan, Rafaël. Ik kan je niet hooren!
Rebecca (driest). Hoor wat zij zegt —zij,de sjikse, die zich schaamt!
Rafaël (vernietigend). Ze schaamt zich over handel op
Zaterdag Wees indachtig dat je de Sabbathdag
heiligt! Ga nog niet heen Rebecca. Je naam is lief
en zoet — om zachjes te zeggen____Rebecca____
Rèbècca Moeder van Esau en Jacob Weet
je hóe Jacob zijn broeder bedroog, zijn blinden
56