Wil je meer? Is ’t genoeg. Hoor je dat’t woord
me niet heelemaal vreemd is?
Rose. Rafaël____
Rafaël. Als kind dee ’t pijn, had ’k ’t gevoel alsof ik ’n merkteeken droeg, alsof jood-zijn 'n slecht ding is. Ik leerde, keek om me heen. En óveral zag ’k de wrijving — de vijandschap van de rassen — de vijandschap van de ongelukkige godsdienstjes. Als man, lieve vrouw, heb ’k dat gevoel van verbittering verloren, is er iets in me open gegaan, dat me meelijden, innig meelijden heeft gegeven met wie jood-schimpen kan. Doe ’t niet meer. Nóóit meer. Hoor je, nóóit meer! Zie ons hier zitten — jij — ’t is om te lachen! — ’n christin — ik — hahaha! — ’n jood! Hoe kunnen wij twee, als we elkander in de oogen zien — an zulke dingen denken____
Rose. Je heb gelijk — Jij ben beter dan ik, wijzer dan ik. Maar ’k was zoo wanhopig, zoo op! En nog, nog! Hebben ze je niks gezegd?
Rafaël. Gezegd?
Rose. Gisteravond zat ’k daar, bij de deur. Aaron was hier, praatte met je vader, met je tante....
Rafaël. Over z’n dochter Rebecca, die drieduizend gulden inbrengt — ik weet het, hahaha!
48