geweest en de trap af tot an de deur van de winkel.
— Die was op slot. Die was op slot! Wat wou je? Ik laat me niet bestelen. As ’k iets mis al is ’t de knop van ’n speld, dan, dan, dan ben je ’r bij, dan ben j’r voor jaren bij — versta je....
Rose Ik bèn niet op geweest.
Sachel. Kom hier! Heelemaal hier. Dichter bij. Nog dichter. Waar is je hand? Zoo. Zeg ’t nou nóg is!
Rose (angstig). Ik ben niet op geweest! Waarachtig niet. Geen oogenblik. Ik heb____
Sachel. Je liegt! Je hand beeft! Tuig! Tuig! Maar ik lèt op je. Geen beweging maak je, of ’k zie 't. En as ’k je snap, laat ’k je ’r uit slépen of ’k zal geen gezond uur meer hebben!
Rose (voortwerkend). Ik zou niet weten, waarom ik op zou staan — wat ’k in de winkel noodig zou hebben.
Sachel. Jij zou niet weten! Jij! Bij tijjen willen jullie me doen gelooven, dat ’k gek ben, hiet je liegen wat m'n óoren zien! Dat God jullie straffe met mijn straf, dat jullie oogen wegkwijnen zooas de mijne weggekwijnd zijn, dat jullie zoeken in die verdoemde nacht, zooas ik zoek elk uur, eiken dag! ’t Is om te huilen! ’t Is om je handen te heffen tegen God
— altijd nacht en vijanden om je heen, vijanden die je niet ziét, vijanden die zich niet hoeven te verber-
10