niet in te giéten. Wat draai je nou? Je heb niet in die hoek noodig Wat scharrel je?
Rose. Ik veeg ’t vuil bij mekaar.
Sachel. Jij veegt? Jij veegt? Luilakken doe je, tijd vermorsen, dagdieven! — ’n Goeie jas, ’n kostelijke jas. — Ongeluk brengen jullie an. Geen haar zegen. Schiet op! Sta me niet an te kijken! (Stilzwijgen). Was jij op van nacht?
Rose. Nee!
Sachel. Waarom schrik je?
Rose. Ik schrik niet.
Sachel. Leugen! Leugen! Wat dee je op?
Rose. Ik ben niet op geweest.
Sachel. Ik heb ’t gehoord. De klok had geslagen. Je liep op je kousen, op de trap, in de gang.
Rose (schuw). Niet waar.... Ik heb geslapen, ben me bed niet uit geweest.
Sachel. Je liegt! Ik heb hóóren loopen.
Rose. Ik niet Ik niet----
Sachel. Je deur heeft gekraakt — je ben in de gang