Sachel. (angstig) Dus géén centen ? — Geen drié, geen vièr ?
Rose. Nee, Sachel.
Sachel. Heb ’k gedacht! Bloedzuigster! (wringt zich de handen). Daar heb jij maling an, hè, of ’k hulpeloos achterblijf, of ’k op me ouwen dag in me eentje krepeer.....
Rose. Daar heb ’k geen maling an — je kon ’n dochter an me krijgen — je wil niet....
Sachel. (kwaadaardig) Neè!
Rose Je kon ’n rüstigen ouwen dag hebben —
we zouen alles doen om ’t je na je zin te maken — nooit heb ik ’n thuis gehad — nooit wat, wat — warmte — zoo min as jij — jij was blind — ik alleen. — Zou je bij — zou je bij Rebecca, as-diè je schoondochter werd, gelukkiger zijn ? Ik ken je gewoonten, weet hoe je ’t wil, waar ’t vischservies staat, waar ’t vleeschservies.... ’k Zal op Vrijdagavond de lampen ansteken ’k Zal op Zaterdag
je brieven openscheuren Heb je niet zelf gezeid,
honderd maal, dat niemand beter je pijp ken stoppen
as ik? ’k Zal ’n dochter voor je zijn, omdat ’k
van Rafael hou — en ook van jou____
Sachel Hou op met je geklets! Denk je dat ik
bij jöü zou willen inwonen — eten ’t eten dat door jöüw handen onrein wordt ? — nog geen korst
99