tweehonderd gulden — honderd weken vrij loon — ’n ander wurmt zich ’r krom voor......
Rose (angstig). Nee, Sachel.....
Sachel. Nee? Nee? Meer geef ’k niet! Al zet je me de duimschroeven an!
Rose (angstig) Al gaf je me duizend, ’k wil geen
gèld — ’k wil je zoon.
Sachel (kwaadaardig tot Esther die met 'n emmer
naar buiten komt) ..... Tweehonderd vindt ze niet
genoeg.
ZEVENDE TOONEEL.
Sachel. Rose. Esther.
Esther. (haalt luiig de schouders op). Ik zeg niks. Ik zeg geen woord. Is me geen kromming van ’n letter waard! (stort den emmer kwaadaardig in de vaart). Dat heeft in ons huis gevreten, gedronken — de hoer gespeeld! Geef ’r drie honderd, geef ’r vier — geef ’r waar ze op aast! Geen stap meer in huis! (driftig af).
ACHTSTE TOONEEL.
Sachel. Rose.
Rose. (verlegen angstig) .... Of we langer tegen mekaar te keer gaan.
98