Kamertjeszonde

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1970

Pagina's
392



wittig vel, een boord, een vurig-lichtende, wegdoffende en weer rood-borende sigarenpunt. Mijn pijp is vuil. Zwaar komt de nicotinesmaak in mijn mond en ik rook niet meer. Met de ogen dicht, krijg ik plots weer, iets, een lichte aanhuiving van de middagbenauwing, een wéér voelen van de grote, gróte leegte, die zo wonderlijk verstoord werd door het leven büften, het zich opdringende, bevuilende, stérke kruieniersleven. Maar om niet toe te geven aan de melancholie, aan het triestige der dingen in avondschemering, aan de walming van zwart achter de oogleden, zeg ik vreemd-hard, bruut-hard: cWat zullen we vanavond dóén ?’

Het is of een ander het vraagt, zo hol gaan de woorden naast mijn leven van het moment.

‘Wéét jij wat?’ vraagt hij hard. cNee ik weet niks/ zeg ik hdrd, lomp.

‘Oho! Oho, wat is het leven verdomd lollig!’ geeuwt hij. Ik zie de witte randen van zijn manchetten in het duister oprekken omhoog. Buiten rommelt de wind door de blaren.

‘Zou je het licht niet opsteken ?5 zegt hij weer.

‘Ja,5 zeg ik dof.

Maar ik blijf zitten met het hoofd in de handen. De pijp glijdt van de sofa op de grond, aan stukken. En dan klddg ik, uit smartelijke behoefte, om wat te zeggen, zelfs tot die vréémde, tot de goeie jongen die ik dagelijks zie, die me vréémd is, die me nu nóg vreemd is, minder vreemd lijkt in de avondschemering, die vormen en lijnen omschaduwt, als een vriendelijke sluier hangt over ogen die bij daglicht alle vertrouwen zouden afsnijden. ‘Wil je geloven... Karel... dat ik me bang begin te maken over mijn... over m’n schriklijke lusteloosheid...5

Hij schijnt in het donker te vóélen dat er iets mis is. Schemering brengt vreemden wonderlijk tot elkander.

‘Voel je je niet góéd,5 zegt hij met een pógen om de klank van mijn stem te vatten.

‘Nee, niet goed, niet goed...5

Hij zwijgt. Ik zwijg. Er is éven een goede stilte.

‘Jij ben toch vreemd, allemachtig raar, Alfred-het éne ogenblik spot je, lach je, ben je uitgelaten-het andere zit je stil-je moet wat minder aan jézélf denken, wat meer aan anderen.5 ‘Aan wélke anderen ?5 zeg ik toonloos.

‘Aan je vrinden, aan ons bijvoorbeeld.5 ‘Ik heb geen vrienden,5 zeg ik hard.

‘Dank je,5 zegt hij gepikeerd.

17

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.