’n jodenstreek? 89
,,’k Moet nog één oogenblik de deur uit, dan blijf ik thuis.”
„Nee, nee, blijf hier.... ’k ben zoo angstig alleen. Ach goeje God, goeje God, ’k
geloof da’k dood ga.”
„Hou je bedaard, Doortje. Wees nu m’n
sterk vrouwtje— huil nu niet ”
. . . .„D’r gaan toch zoo’n boel vrouwen
dood, als ’t kind komt... dat heb ik zelf
gelezen dat-geloof ik ... ”
„Wees niet kinderachtig. Ik heb je toch al gezegd, dat zulke populaire boekjes spe-culeeren op zwakke gestellen ... Gekke meid, je eigen man is toch dokter en nog wel een
cum laude... Lach nu weer, toe! ”
,,’k Ben bang om dood te gaan .... vree-selijk bang . . . . ”
„Anders ben je zoo’n dapper wijfje en nu denk j’an malligheden, kom, kom!”
Ze richtte zich op en borg ’t beschreide gezichtje aan zijn schouder.
„Laat moeder hier komen, Max .... dan’s