86 ’n jodenstreek ?
metje onder den theeketel zelf aanstak en al die dingen meer, die de vrouw van haar neef niet op Sjabbes bij haar doen mocht.
Vanzelf kwam ’t gesprek op de groote gebeurtenis, die zoo spoedig volgen moest. Tante was uit haar dutje ontwaakt, tot groot leedwezen van den dokter, die zijn vrouw juist eens pakken wou, met ’n plotselinge impulsie om ’t lieve kopje tusschen zijn handen te nemen.
„Soo, soo, soo .... heb ik al die tijd geslapen ? Weet je waar ik nou aan dacht toen ’k indutte ?....”
„Nee, dat kunnen we moeielijk raden.” „Als ’t ’n jongen is, mos j’m Mozes noemen, naar je oom. Als je dat doet.... komt Mozes in me testament” ....
„We wouën ’m Dirk noemen, tante, naar Dora’s vader” ....
... .„Soo, soo .... dat docht ik wel.... Mozes is ’n jodennaam hè? Da-vin-je leelijk?” „Welnee tante, da’s gelijk.”