*N JODENSTREEK? 85
„Laat d’r nou niet zooveel praten jongeheer,” zei ze, druk met de borden rinkelend en ’t vet van haar vingers likkend: „anders heb ik van nacht maar weer de last met d’r . . .
„Steek je geen sigaar op?” vroeg ’tjonge vrouwtje verwonderd, toen Max onrustig op de tafel bleef trommelen, nadat er afgeruimd was. Ze wist hoe hij op die eene sigaar na ’t eten gesteld was. Hij knikte van neen en knipte lachend met de oogleden in de richting der oude vrouw. Dora lei ’t verkeerd uit.
„Kunt u niet tegen rooken?” riep ze in den hoorn.
„Wat zè-je? Rooken? Van avond rooken! Hoor is, d’r wordt bij mijn op Sjabbes niet gerookt, hoor je Max!”
Weer lachte hij met een verlegen lachje. Maar de avond ging niet om, zonder verdere vermaningen van het menschje, toen Dora in de kachel pookte, toen ze afgetrokken een stuk van de krant afscheurde, toen ze ’t vlam