’n jodenstreek? 35
dragen. De leege doos gaf klotsende, holle stooten tegen de nauwe trap. En in pijnlijke nieuwsgierigheid was hij meegeloopen, stil sluipend naar boven, ’t Lijk werd gereinigd. Telkens glipte ’t beenige hoofd in willooze neerzakking omlaag, ’t Lichaam in zijn veilige magerheid, zijn kleurloosheid, ’t hoekige, gerimpelde gelaat — bijna onherkenbaar — gaven Max een gevoel van braking. Toch bleef hij toekijken met huiverende graagte, verschool zich half achter ’t bed om niet gezien te worden, hield den zakdoek stijf tegen den neus geperst, niet in te ademen die walgelijk zoete ontbindingslucht. Die gesloten, donker getinte oogleden, die groenig-witte onnatuurlijke kleur, die ontzenuwde machteloosheid van ’t heele lichaam, die harde
gekromde vingers, met de groote nagels____
dat alles drukte ’t kind, dampte zijn hersens weg in een halve bewusteloosheid. Eerst toen ’t lijk in dfe kist gleed, de knieën hardhandig opgetrokken werden, omdat de beenen te lang