'n jodenstreek? ioi
’n kind, dat iets vindt uit vroeger jaren, had ze ’t gouden slootje opengemaakt, was begonnen te lezen, eerst glimlachend, toen meer ernstig .... D’r stonden toch mooie dingen in ... . ware dingen.
Ze bleef er zoo in verdiept, dat Max voor haar stond eer ze ’t wist.
„Lees jij in den bijbel?” ... had hij onge-loovig gevraagd.
’t Boekje knipte dicht, dat de bladen verfrommelden ....
... „O God, wat doe-je me schrikken! .. .”
De baker was ’n logge, vette vrouw met groote, stille bewegingen. Ze vulde de huiskamer met haar dikke lichaam, breed uitzittend, waar ze neerviel. De handen gleden over de lompe knieën, in een flegmatieke kromming van den breeden rug. De vleezige mond zei zoete dingetjes, zachtknorrende opmerkingen, gepeperde stads-schandaaltjes, vervelend-aaiende raadgevingen. Ze poseerde