IOO ’n jodenstreek?
Een paar keer was de stiefmoeder angstig komen binnenvallen, ’t jonge vrouwtje zenuwachtiger makend door haar vrees, dat Daan-ders achter die bezoeken komen zou. Ze deed veel vragen, met de nuchtere nieuwsgierigheid, de onbeholpen rumoerigheid van iemand, die nog nooit ’n bevalling meegemaakt heeft, duizend raadgevingen opdreunt, duizend bijzondere inzichten heeft. De laatste maal kwam ze juist uit de kerk en ontmoette Max in de huiskamer. Hartelijk, joviaal had hij haar begroet en daardoor onmiddellijk de stijve spanning weggenomen, die anders ’t gevolg is van zoo’n onverwacht samentreffen.
Toen ze weg was, vond Max haar bijbeltje op tafel liggen.
„Je moeder heeft iets vergeten,” zei hij lachend: „geef ’t haar terug als ze weer komt. Je kunt ’t nu moeilijk laten brengen.”. Dora had ’t roodvergulde boekje weggesloten. Een paar dagen later kwam ’t haar toevallig in handen. Met de nieuwsgierigheid van