Avondverhaaltje
‘Hen, pas toch op!’
‘Ja, Pop.’
‘Niet zo voorover buigen!’
‘Neen, maak je niet ongerust.5
Ze hield hem toch maar stevig vast bij zijn bretels, terwijl ze angstig achterover leunde.
Eindelijk was ’t er.
‘Was dat ’t laatste?’ riep Hen de kruier, die nog an 5t zoeken was in de wagen.
‘Ja, meneer.’
‘Kom nou van ’t raam weg, Hen!5 ‘Ja, kindje.’
In zijn hemdsmouwen droeg hij de mand naar achter.
Nu kwam de kruier binnen, die het raam weer in orde bracht. Pop was niet eerder gerust vóór het ijzeren gewicht aan het koord hing.
‘Zo’n raam er uit, vind ik het verschrikkelijkst van een verhuizerij.’
‘Je bent een zottinnetje.’
‘5k Heb geen gerust ogenblik gehad toen jij er bij stond.5 De kamer was vol met stoelen, pakken, kisten, schilderijen en rommel. Pop zat op een kist, wind aanblazend met haar voorschoot. Hen lag moe, met een paar vuile vegen op z’n gezicht in de enige vrije leunstoel.
‘Goddank, we zijn over.’
‘Goddank.’
‘Als ’t een beetje had tegengelopen, hadden we op straat gestaan,’
‘Jouw schuld.5 ‘Maar Hen!’
‘Jouw schuld... Als je zwart op wit genomen had../
‘Nee, begin nou niet nóg eens!’
Ze waren elkaar al aan ’t af zoenen.
‘Laat me nou los, anders kunnen we vannacht op de
28