4i
Barend. Morgen ga ’k me boeken verkoopen.
Brandsma. Dat zal je laten!
Johanna. Hebben we daarvoor de laatste centen van spaarboekje gehaald?
Barend (wanhopig). ’k Hèb geen hersens meer! 'kWor suf, suf!
TWAALFDE TOONEEL.
De vorigen, Benedenbuurman.
Benedenbuurman. Dus die bel kon jij alweer niet met rust laten ! Goed! Jij wil met mijn óók mot? Dan zal jij mot! Me kinderen leggen kla&r wakker! Jullie zijn geen menschen, jullie zijn ’t gemeenste rapalje, dat ’k nog ooit heb ontmoet om tegen alle vrindelijke verzoeken in, toch an de bel te trekken.
Johanna. Dat hebben wij niet gedaan, buurman, nee waarachtig dat hebben wij niet gedaan!
Benedenbuurman. Wie heit ’t dan gedaan ?
Johanna. De buurman van boven.
Benedenbuurman. Heit de buurman-van-twee-hoog hiér an de bel staan trekken?