22
Johanna {kregelig}) De wet! Jij met je wetten! As je ze niet kent, kom je verder. Dat zie je.
Brandsma. De wet....
Johanna (nijdig). Schei toch uit! (een stilte. Brandsma neemt de krant op. Barend zit met de vingers in de o oren te werken. De piano speelt voort).
Barend {driftig), ’k Wou dat de boel afbrandde! (klapt z'n boeken dicht). Ik smijt ’r de boel bij neer!
Johanna. Als je nou probeeren kon, ’r langzaam an te wennen, jongen ..., (van rechts klinkt een zingende vrouwe stem: „ Soete lief e zwartkop, voel V is hoe me hart klopt... /’ — grimmig loopt Barend op V voorste venster toe). Is dat de meid van de overzij?
Barend. Ja.
Johanna. Dan is de juffrouw van de overzij zeker uitgegaan. Och, och, dan blijft ze zingen tot de juffrouw weer thuis is.
Barend. En ’k heb ’r nog pas ’n dubbeltje gegeven, dat ze teminste ’s avonds ’r mond zou houen.
Brandsma. Heb je d’r *n dübbeltje gegeven?