i
192
Mozes!... Ik blijf Sjiw we zitten ... Je ziet er uit, zooals ik dacht, zóo goed, zóo vaderlijk, zóo heelemaal-Mozes! .. Zit je gemaklijk? ... ’t Is ’n moderne stoel, weet je? ... . Moeder is dood en vader is dood.... Ik ben alleen op in huis ....
alléén op de nachtwereld Vin-je ’t grappig
dat ik nog wakker ben, dat mijn oogen niet nat zijn ? .. . . Dat tikken is van de klok .... Tik .... Hoor je ’t? Wel, wel ben jij Mozes? Enjezitaan
mijn tafel, voor mijn lamp en je lacht Laten
we nu wat gezellig praten. We zijn nu samen op de wereld. Samen. Eerst dacht ik alleen te zijn met mijn doode mug. Maar nu zijn we met z’n drieën. We hebben een langen nacht voor ons. Let nu maar niet op mijn droge oogen. Ik zi't Sjiwwe, weetje?
Zoo ben jij Mozes, de goede, brave Mozes?...
Ik had je me toch anders voorgesteld. Maar ze hebben zooveel nonsens over je geschreven en gezegd, dat niemand meer weet, wie, wat je bent! Je zult dat zelf wel weten. Daarvoor ben jij Mozes, die met God gesproken heeft.... Ik moet je veel vragen .... Lach nu niet ! . .. Als je lacht ben je leelijk, Mozes! Ik heb het lachen verleerd ...... Want ik leef en jij moet schim zijn,
omdat je al zóo lang dood bent! Is dat