177
Ik ben van oud ras verwaterd. Het leven is in ons beiden. Mijn haat is om dat samen gedeelde. Al wat ik heb aan opstand of zoek aan berusting is vroeger geweest. Oók mijn denken. Ik ben een jodenjongen. De massa is massa. We zijn allen niets. Mooi en leelijk, liefde en haat zijn erfenis van vorige geslachten. Uit ons zelf komt niets, niets! Wij leven niet het leven. Het
leeft ons.... De lamp, voor me, brandt Ik zie
haar Ik zie ook de doode mug Ik voel mijn
brandende oogen.... Ik hoor mijn gedachte Ik
wreet dat niets kan weerhouden het einde Ik zal
sterven.... Ik zal verdwijnen... . Moeder is ook weg, wèg, weg! .... Na ons zullen vélen leven. Na eeuwen zullen anderen zitten in stilte van nacht, eenzaam, bij schijn van de lamp, zoekend naar tranen. Ze zullen zich vreemd van de massa voelen, als bleeke jodenjongentjes, wier moeder dood is. Ze zullen Sjiwwe 1) zitten voor hun geluk en de handen wringen. Ze zullen zich voelen alléén, niet weten dat de massa van heden en ik zijn geweest, niet weten dat ik heb gezien in de straten een klerk en een sjouwer, een hoer én het licht van de
12
1
»Sjiwwe-zitten« geschiedt in treurdagen voor vader of moeder.