142
Zwart lag het andre groen in valen schaduw, ook waar het water zuchte-ruischte. Dat was wel aardig zooj wel frisch van aardigheid, dat naakte glijden van het licht door slap-gebogen tanden van groene palmenblaren.
Op plek waar de W1 estijn zich splitst in vier wanhopig-lange, gele wegen, hoekte het somber steenen monument dat gids was voor verdoolden. Vier zwarte armen wezen strak naar loord- en Zuid naar West en Oost naar Mekka^ Mikka, Makka, Mukka. Ze hadden zoo al lang gestrekt de levenlooze vi?igers in het oneindige der wegen, Wel eeuwen, eeuwen lang.
Op plek waar de Woestijn zich splitst in vier wanhopig-lange, gele wegen, waar van d’O aas het sappig groen in maangezilver baadde, waar water klokte langs bemoste rotsen, hing in geschaduw van de palmen aan arm van V monument die vingers spitste heen naar Makka-stad, het koude lichaam van den Doode man.
Groot was de stilte van den nacht om 7 vreemde, stille lijk.