128
Licht, als phosphor zelfontbranden, op fietsen achtergrond. Ik móést er heen, zooals de vlinder gaat, die vleuglengoudglans zingend ruilt voor vlammendood.....
DE WACHTER.
Mijn vrouw ! .. ..
DE VREEMDE.
voor vlammendood!..... Bij verre rotsen in kleine, veil’ge hut was vréemde stilte.....
DE WACHTER.
Vreemde stilte !.....
DE VREEMDE.
Watercadans, zeer dof en bot gereutel,
steunde tegen hard graniet zooals een
menschenziel in foltering kan steênen Wit
zwierden koppen van wit schuim als witte dooden-laken op zwarten doodenstroom, met wilde spatting van veel tranen in bang gesuis Zoo is
de droev’ge melodie van droevige gedachten......
Verder, sneller ben ik toen gegaan In mensch-
lijk weten, weet ik niets Maar in de hut bij
verre rotsen kan doodenrust zijn neergedaald!....