Diamantstad

Titel
Diamantstad

Jaar
1922

Overig
3ed

Pagina's
268



vale deken om de lichaampjes der drie: „En asje blèrt, trap ’k-je dood!" — Ruw van gebaar, ’t bovenlijf mal» dik door den wrong der rokken, den goren broek om de beenen gekleefd door de zuiging van ’t opgestuwd water, trapte ze in den plas, ’t gelaat vierkant in snauw.

Het was zoo grijs-triestig, van zulk een krijschenden jammer, dat Eleazar het harde, stooterig doen der vrouw natuurlijk, vanzelfsprekend vond. Ze kneep weer de dweil met wringende rukken, telkens bukkend, opmoddrend het water dat bruin werd, valer van stank. Haar rok losgeslierd door ’t verbeten werken, viel even neer dat de rand het water indronk. Vloekend, met huiling in stem, scheurde ze 'm op en hooger, staand met ’r papprige beenen gespreid en den broek omklakkend de vleezige heupen. Tip van haar hemd, zwarter dan broek, wipte de spleet uit en de losraakte banden zogen ?t water. Jan, ijvrig, lollig dat-ie mocht helpen, plaste met smaaklijk genoegen. Het vuilnisblik stak-ie in ’t water, heevlend het over en met de dunne vingertjes poogde-die de gootjes te stuiten, die kletterend liepen bij elk van de hoeken. Flauw brandde de lamp op de withouten tafel, scherper belichtend een schoen zonder zool, den witten pinrand daarin, een els, een priem, een mes, een hameien rommel van spijkers, nagels en kerfjes van leer. Ook een halfvolle koffiekom, rond en bedrabd stond bij de lamp. Tn ’t water, rullig gewiegd met dribblende rimpels, kropen goud-slangjes van licht, hupplend met dwaze verwijding tot plasjes van glanzerig goud en de voeten der vrouw en van ’t kind kwamen killig de gladding doorbleken, die rood werd door weerschijn der tegels. De schoenmaker, geel in den post van de deur, hoofd tanig en leerig van juk, met stoppels van war-bruinig haar, bukte opnieuw, grijpend het hengsel, stortend door ^t ruwe aanvatten. En weer in het diep-dikke bruin van de poort, lijf schuin-weg geknakt door de zwaarte van emmer, droeg hij het vuil dat de aarde onder het huis opsiepte, naar de gangstraat, waar het schaatrend van plas het duister door witte. Terwijl wiesch Jan zich de voeten, geleund tegen den kalk-muur, wrgvend met



6    81

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.