Diamantstad

Titel
Diamantstad

Jaar
1922

Overig
3ed

Pagina's
268



Even om den hoek van de poort stond hij stil, stamp-voetend-onderdrukkend den aandrang tot braken, inhoudend de krampende stooting der maag, alsof zeeziekte opnieuw tot ’m was gekomen. Hij bedwong ’t, speeksel spuwend tegen den grond en met vochtig-heete oogen, klam, zwaar-van-hoofd keek hij het water toe, dat zwak-groenig lichtte. Het straatje, zelve een slop, was in drukte van buiten zittende joden. Bij het licht van een lantaarn in de kromming, leien jongens lawaairig te jassen. Daar alleen weyd het geschemer der muren gebroken. Naar het water was alles morsige, vijandige schaduw, grommelde ’t zwart van den avond. Het norschte zoo triestig, overweldigend van weemoed dat hij onbeweeglijk bleef, in-snikkend de dreiging die er uit rees. Naar de gracht verzakten de huizen, muren als klodders, met striemsels cement en schuwe droog-stokken-zwieping. Een oude loods, zwart van mekander beklimmende planken, schoorde vooruit, grom-schaduw plompend in ’t rottende water. Er liep daar een trapje met treedjes van kurkerig hout naar omhoog, treedjes met uit-slepen sleuven van schuiflende voeten. En langs die, glad van handengeglij, beklom een leuning 't bordesje van hout dat voor drie deuren was. Er stonden bij den verzakkenden muur vuile putsen voor komkommers — er was meer, meer. Maar niet dat wrong tot z’n keel. Het was de bitse schemer die naar het rottend water strompelde, die het slop en de huizen en het water en de woning-ruïnen aan de overzij der gracht in klaagsels van zwart zette, zwarte klaagsels op de houten loods, op de verzakkende schuur, op ’t stijfdroogde goed, op de latten langs de ramen — klaagsels zwart, zwart-van-avond onder dichtblaarte böomen, zwart van vleer-muizenvlucht, zwart van rouwwaden in ’t donker van dooden-wagen — zwart, als modder langs verweerde wanden, over begroeide pannen, zwart over het trapje met de kwakklende treedjes, over het water dat stil lei, verstoven blankingen, koperkleurig gegrinnek van drijvend vet had. Met vochtig-heete oogen, koud van üitperlend zweet, bijna ver-willoosd door ’t zwart, het



58

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.