lévend denkbaar is, zonder het sterkmakend Ideaal der sociaal-demokratie, zonder den sociaal-demokratischen „kijk*, die, permiteer mij het sektarisch geloof, de eenig zuivere, de vertrouwbare waarschuwer is, om te beletten dat men zich aan het burgerlijk-artistiek genot om van „mooie* ellende Literatuur te maken, overgeeft.
Amsterdam, Juni 1898.
Meer is over het geval niet te zeggen.
Scheveningen, October 1906.
Heijermans.
22