en had het lapmiddel „Les trois villes” achterwege kunnen blijven, Er is een even groote, misschien zwaarwegender reden waarom Zola’s arbeid geen artistiek geheel kon zijn, waarom gij uwe „Overtuiging” (zie Levensleer) verloren hebt, waarom alle Kunst zonder sociaaldemocratische impulsie schijnleven krijgt: er is geen vrijwillige levensarbeid denkbaar, zonder de groote, kalme vreugde van een Ideaal. Ik kan mij niet voorstellen welke vreugde in het algemeen die van de schrijvers dezes tijds is, veel minder hoe men eene overtuiging-uit-een-stuk voor zijn gansche leven kan bewaren, wanneer die niet tot een onverwelkbaar geloof is gegroeid. Zola had geen Horizon. Als burgerlijk wereldverbeteraar, dobberend in zijn Lombroso-hulkje, kritiseerde hij voor de vuist weg, alles in het negatieve, zonder te weten wat de apotheose van zijn arbeid zou zijn, zonder de oorzaken van de dingen wier afzichtelijkheid hij beschreef, te kennen. Er op los slaand, alle maatschappelijke kringen „beschrijvend”, over de heele wereld mijmerend, ontging hem de groei eener nieuwe generatie, tot hij wakker-wordend over de eigen broekspijpen struikelde, zijne zekerheid verloor en U en zooveel anderen mismoedig deed uitroepen: het is met Zola gedaan, het Naturalisme is dood. Maar het Naturalisme was niet dood: het schonk aan eenige burgerlijke kunstenaars de schoonheid van een levend beginsel — het Naturalisme, de eenige tot de groote massa sprekende dadelijke kunstvorm van een overgangstijdperk, kan eerst door eene sociaal-demokratische overtuiging, tot volrijpheid geraken. Want ook dan eerst zal de kritiek een Gezichtseinder hebben, een bewust doel, vóór alles een zoo innig sentiment, een zoo onbuigbaar Ideaal, dat geen instorting of stilstand zal kunnen plaats hebben.
Tenzij ik mij dus zeer vergis, meen ik in het bovenstaande te hebben aangetoond dat uw gezegde: „de zaak is, dat gij, behalve uw kunst, uw sociaal-demokratischen kijk op de dingen hebt” niet alleen volkomen onjuist is, maar dat daarenboven thans geen kunst waarlijk-
21