„kers of fabrieksarbeiders-leven kan het verlangen „naar verbetering van maatschappelijke toestanden „doen ontstaan of versterken; ik ontken beslist dat „geschriften, die het karakter van Diamantstad „hebben, op dit gevoel werken.
„Naar mijne meening, doen zij dat evenmin als „een schilderij van Jozef Israëls, of een treurspel „van Raine dat doet.
„De vraag naar de verwantschap in de verhouding „tusschen de gewaarwordingen, die deze kunst verschaft, èn die van medelijden en verlangen naar „maatschappelijke verbetering, ben ik thands niet „in de gelegenheid te behandelen.”
Neen, het is niet mijn doel „medelijden met ongelukkige menschen op te wekken.1 Medelijden van dien aard zal elk denkend sociaal-democraat met innige verbetenheid verwerpen. Wij vragen geen aalmoezen, geen toegeworpen beurs, geen zoet-krauwend medelijden van de tegenpartij. Wij vinden het (burgerlijk) medelijden, dat zich in zoogenaamde goedertierendheid, barmhartigheid, bewogenheid, milddadigheid en een reeks meer dezer aandoeningen uit, die wij voor ons opdrijven — zooals de nadering van een vijandelijk leger door gedrang van benarde vluchtelingen wordt aangekondigd — wij vinden dat „medelijden met ongelukkige menschen*, hetwelk eeuwen lang als iets voornaam-christelijks heeft gegolden en menig ploertig individu eene voortreffelijke reputatie bezorgde, zóó geweldig uit den booze, dat geen onzer er aan denken zal op dat „medelijden* te spekuleeren, veel minder het „op te wekken.* Laat mij u een voorbeeld geven1). In uw opstel Gedachte, Kunst, Socialisme (1890) schrijft gij:
„Liefdadigheid is in zekeren zin tegenovergesteld „aan socialisme, want de in purpere zgde gekleede „edelman, die zijn goudbeurs aan een troep bedelaars „toewerpt, vermeerdert daardoor nog het aspekt en
15
1
Ik herinner mg de antwoorden van Van der Goes in 1891 niet meer, weet dus niet'of hij analoge bewijzen gaf.