Elfde Tooneel.
Dolf, Dokter, Hope, Schmidt, Sofie delange, Agnes Delange.
Dolf. Hahaha!.. ’k Had waarachtig moeite me goed te houen. Dat schepseltje heeft nou ook geen seconde d’r handen stil in d’r schoot gehad, terwijl ze bezig was — of ze ’r den St. Vitusdans in te pakken had! — Uit je humeur, Hope ? — Kind, we zijn nog niet op de helft, ’n Goed hengelaar doet ’t met geduld. M’n kans is nog niet verkeken.... (tot de binnentredenden)... Ja!... Kom binnen!... Twee?... Twee tegelijk?... Schmidt: da’s je tweeling!....
Schmidt (tot Agnes)... Wil ü sivoeplee weer na de wachtkamer teruggaan?... Een voor een sivoeplee!
Sofie. Da’s me zus, meneer.
Schmidt. We kunnen ’t zonder getuigen af.
Agnes (driest)... De heer van me zus wou niet dat ze alléén____
Dolf. Is-die fameuze heer bang dat uw zuster opgegeten zal worden?
Agnes, (driest) Opete nee. Opete late me zus en ik ons niet — maar me kenne de foefies van de heere — me benne niet van gister... Ik zee: je vliegt ’r niet in — en de heer van Fie zee óók je
vliegt ’r niet in Daar het u niet zoo zuur om te
kijke — want mijn_____
200