Elfde Tooneel.
Dolf, Charles, Hope.
Dolf (kijkt het boek van Hope in, leest 'n moment, glimlacht, bladert verder, houdt 'n bundeltje gedroogde viooltjes tusschen de vingers, zit in nadenken, klapt het boek vroolijk dicht, schenkt zich een glas champagne in, drinkt dat snel leeg, herneemt het boek, bekijkt nog eens aandachtiger de gedroogde viooltjes, schrikt, sluit het boek, wacht tot Hope de deuren dichtgeschoven heeft). Nou? Hoe vond je, mama?
Charles. Dezelfde van vroeger. — Als ze morgen zoo is, reis ik weer rustig af.
Dolf. Je zegt dat of ’r iets voorgevallen is — Zoek je wat Hope — juffrouw Hope? — Daar ligt ’t... (overhandigt haar het verlegde boek).
Hope. Dank u. (zet zich in den leunstoel voor ’t raam — leest met bedoeling)
Dolf. Heb je iets, Charley, boy? Zeldzaam hoe jij zónder snor op die dominee-met-’t-wratje lijkt, hahaha!
Hope. ’n Beetje zachter, meneer — mevrouw zou gaan slapen. Dat lachen is te hooren...
Dolf. Ik dacht dat jij zat te lezen... Nou Charley, hoe heb ’k ’t met je?... Ga je zoo gezellig heen?
Charles (kalm). Grootmama sprak ’r van waar Hope bij was — ik hoef me dus voor Hope niet in acht te nemen — ’r hindert me inderdaad wat! (totHope, die naar haar kamer gaat). Je hoort toch, dat ’k voor jóü geen geheimen heb...
149