Charles. Nee, nee, nee — present! (stapt van het balkon)
Dokter. Hoe weet mevrouw dan?...
Hope. Ze hoorde stemmen... Toen vroeg ze... En ik wist niet beter...
Dokter. Nee, meneer Van Walden — vanavond niet...
Hope. ’k Zou ’t liever wel permiteeren, dokter — u kent mevrouw: als ’k ’r niet had tegen gehouden, was ze opgestaan...
Dokter. Kom, kom, kom, kom!... Gekheid.
Hope. Ze ligt de avondeditie te lezen — zóó opge-monterd als ze zich voelt... Waarom dan niet even bezoek?...
Dolf. Natuurlijk — natuurlijk. We zullen ’t héél, héél kort maken, Jantje...
Dokter. Geen sprake van — en nog wel twee tegelijk!... Op uw horloge ’n halve minuut, meneer Van Walden — en jij Dolf: morgen... Ik doe ’t met displeizier, en om de patiënt niet te contrarieeren. — Weinig praten en weinig laten praten, meneer! — En mag ik tegelijk afscheid nemen — ik kan niet langer blijven.
Charles. Tot morgen dokter! (af met Hope in de slaapkamer),
Tiende Tooneel.
Dokter, Dolf.
Dolf. Ga je heusch?
147