Dokter. Ja. Eindelijk.
Dolf. Is die ’r nog?
Dokter. Ja, Dolf. En als je ’r niet boos om ben — ik was zoo vrij ’r te trouwen, hahaha!
Dolf. Hartelijk gefeliciteerd, kerel. Wel dat doet me machtig pleizier. Jij heb altijd smaak gehad, hè?... Altijd. Ja (begint zelf te lachen). Heel aardig. Dat ’s me nog eens gebeurd — en ’n beetje erger — voorverleden week in Chatelard — ’n engel van ’n vrouw, groot, slank — heelen dag mee geflirt — volkomen correct — snap je! — Bij de pousse stapt ’n mormel van ’n mannetje binnen — ’n bouwval — ’n anti-kiteit. „Kijk eens om, madame”, zeg ik: ,,’n vogelverschrikker in ’n smoking”.... Ze kijkt om, laat ’r kopje haast vallen — stelt me voor: „Mon mari — mon mari”.... ’k Heb je daarnet toch niet beleedigd, ouwe Jan van boven de beruchte sigarenwinkel-in-de-Breestraat____
Dokter (lachend).... Handschoenenwinkel Boven
de sigarenwinkel woonde je niet meer ’s Nachts
hebben we je door 't raam verhuisd, omdat de ploertin eerst ’r beer betaald wou hebben____
Dolf. Hahaha Ja-ja! Nee maar zeg — ’r blijft
toch niets van de nonsens hangen — ’k vond ’r op m’n woord lief, charmant — maar____
Dokter. We — wè hopen je bij ons te zien____
Dolf. Merci.
144