Charles. U gelooft?...
Dolf. Niemendal. Niemendal, ’k Geloof heelemaal niet — zei ’k straks al.... Kan ’k me handen ergens wasschen?... ’t Bloed van de patrijzen — heele koppels hebben we onder schot gekregen — ja waarachtig! — kleeft ’r nog an — zoo gehaast als ’k in de auto van Beelaart gesprongen ben, toen de manke boschwachter op ’n fiets — dat had je moeten zien
— een kruk zoo en een zoo — me de boodschap van Snipje kwam brengen. — Is hier geen wasch-gelegenheid?...
Charles. Hiernaast op 59 — de kamer van Hope____
Dolf. De kamer van Hope?... Nee Wetboek
van Strafrecht, artikel — artikel Nou welk artikel ?
Charles (lachend). Begrijp u niet....
Dolf. Dat ’s de tweede maal, dat ’k voor jou te diepzinnig ga (werpt de sigaret uit ’t raam). Deugen niet
— die papieren dingen van de régie Heb je
Suus meegebracht?
Charles. Nee. Ze — ze kon niet zoo op slag mee.
Dolf. Hoe laat ben je uit Trouville vertrokken?
Charles. Vannacht — ja vannacht____
Dolf (glimlachend). Je zegt dat of je ’t zelf niet precies weet.... Maakt de kleine Ninette ’t goed?
Charles. Uitstekend.
Dolf. De bronchitis heelemaal weg?
136