Zevende tooneel.
Charles, Dolf.
Dolf (robuste man, ongeveer veertig, blonde volbaard — jachtkostuum — bloemruiker in de hand — praat tot den kelner buiten). Als ’r geen kamer is, dan maak je d’r een. Wat zeg-je... Enkel ’n badkamer? Dan ’n badkamer! En de rommel uit de auto naar
boven halen Ja, ja Goed! (tot Charles). Wel
wat drommel (Charles wijst naar de portier es).
Heb jij geseind?... ’t Is toch niet.... (Charles ontkent). Dat is ’n pak van me hart We hebben
over de tachtig kilometer geloopen Midden op
den weg oponthoud — ’n boerekar, die natuurlijk verkeerd uitweek in ’n sloot gerejen — scheelde geen haar of we hadden met de auto ’n saut périlleux
gemaakt Of de kaffers’t’r om doen, om doen!...
Hoe is ’t met mama?... Meer angst dan ziekte, zoo-als de laatste maal?... Of____
Charles. Ze moet op ’t oogenblik weer heel opgewekt zijn. De dokter is juist bij ’r — ik ben nog geen uur geleden van Trouville binnen komen vallen.
Dolf. Was dat telegram, aan Snip geadresseerd, van jou?... Verbazend handige inval! M’n compliment. Anders was ’k mogelijk nog bij Beelaart op de jacht!
Charles. Snip?... Snip?... Ik heb niet getelegrafeerd, omdat ’k pas zélf gearriveerd ben — en Snip — Snip ? Wie is dat, als ’k vragen mag?
Dolf. Snip Madame Lebeau____
134