Hope (wakkerschrikkend, het boek op tafel neerleggend). Wie daar?
Kelner. Ik, juffrouw — ik por maar wat harder — de boel wordt koud.
Hope (snel op de kamer toegaand en luisterend). Heb ’k niet verzocht zoo zacht mogelijk te kloppen?... U weet toch dat ’r ’n zieke ligt!
Kelner. Nou snap ’k niemeer waar ’k me an mot houen!... Toen ’k vanmorgen tè stil binnen kwam, kreeg ’k ’n uitbrander, omdat u in uw onderlijfie stond____
Hope. Zeg ’ns — jij zal me ’n groot pleizier doen je afstand te bewaren — dat ’s de derde waarschuwing... Je kan gaan....
Kelner. Sivoeplee... Alleen...
Hope. Heb u me verstaan?
Kelner. Sivoeplee... (bij de deur). De wijnkaart ligt naast de servet van de juffrouw... Une fois c’est pour moi!... Pour moi (af).
Tweede Tooneel.
Hope, Dokter, Hotelier.
Hope (na nog eens achter de draperie gekeken te hebben, zit wederom in den leunstoel bij het balkon, droogt zich de oogen. Een bescheiden getik). Binnen... (staat op). Dag dokter.... Dank u wel — gaat u
120