nog even in de kamer, sluit de suitedeuren)... Hoe kun je ’t over je hart krijgen ’t kind wakker te maken en me zoo te laten schrikken!
Dokter. Is dat je goeien middag?, (zij omhelst hem) Nu was je toch wéér bezig, wijf, om die hobbelwieg heen en weer te duwen!
Annie... Ze was zóo lastig! Wou per se niet gaan slapen----
Dokter... Ja, ja — dat eindigt met ’n fopspeen, als ik ’r ’t oog niet op hou! — Wijt, wijf: hoeveel honderd keer moet je ’t nu nog hooren: niet opnemen, niet in de handen nemen, als ze huilen! (geeft haar een zoen)... Vannacht, toen je dacht dat ’k sliep, ben je ’r ook uit geweest... (tweede zoen)... Dat duurt tot 'k Til en de wieg ’s nachts op de logeerkamer stop — en de deur op slot____
Annie... Hahaha! (schrikt — beluistert de suitedeur).
... Nee, Goddank!... ’k Durf de kamer gewoon niet uit gaan!... Zoo’n bord pap heeft ze — zóó’n bord... Wat zoek je, Jan?
Dokter. .. Waar heb ’k vanmorgen de staten... Waar heb ’k....?....
Annie... Je brandt je — vlak bij je neus...
Dokter... (’n boek van de kleine tafel bij den erker nemend)... Merci.
Annie... Zou je niet één seconde gaan zitten? Presseert ’t op ’n halve minuut?
216