Interieurs

II

‘Hé! Hallo! Frits!’

‘Kerel, ben jij ’t! Hoe gaat ’t? Hoe gaat ’t? Wat ’n toeval!’ ‘Wat ben jij dik geworde!’

‘Ja, hè? Goeie leve. Vetgemest.’

‘Waar zit jij tegenwoordig? Al getrouwd?’

‘Over ’n week of zes trouw ’k.’

‘Waar was je? Waar zat je? Helemaal obscuur geworde door je meisje, hè? Jawel. Jawel.’

‘Nee. Ziek geweest.’

‘Zó, weer helemaal beter?’

‘Helemaal. Springlevend. Waar loop je heen?’

‘’k Wou naar huis gaan. Maar noü. Ga je mee erges zitte?’

‘Nou, liever niet.’

‘Jawel! Ga jij maar mee, vadertje. Je zult vroeg genoeg soliede worde. Wat hebbe wij elkaar in ’n tijd niet gezien. Bar lang. Naar de Bar, hè? Daar hoef je niet om één uur weg. Kom je van je meisje?’

‘Nee. Van me schoonouders. Me meisje is in De-Haag. Ik ben vandaag uit Duitsland gearriveerd.’

‘Uit Duitsland? Voor je plezier?’

‘Wel néé. ’k Ben ’r lelijk an toe geweest.’

‘Was je voor je gezondheid?

‘Natuurlijk, ’k Ben dikke vier maanden weggeweest.’

‘Zo - ik dacht dat je zo’n klein hebbedingetje geman-

100