storve. - En oom Mijkel. . . Of ze zich soms niet goed voelde? - Nou, altijd zo slaperig. - Of ze véél dronk? -Ja, dat déé ze. . . Zij, angstig, huiverig-kil bij de enkele gedachte, an ’t vragen, opkijkend met schrikoogjes. -Hij, geruststellend, glimlachend, - zeggend dat ze niks moest verbeelde.. . dat ze maar minder moest drinke. . .
Zonder dat iets gezégd was, kwam ’r plots ’n grote stilte in de kamer vóór, waar ’t licht roderig over de hoofden luwde. Hangjas had de deur dicht gedaan. De zware lopers in de gangen en op de trappen dempten alle geluid. De vrouwen merkten nog niets. Maar Hangjas wenkte Aaron, die fluistrend met Ben sprak en terwijl Ben de weduwe bezig hield, reikte Aaron de bovenste kransen aan Baak, die ’t dichtst bij stond. Toos zag de kransen in de handen van Baak, en snikte luid-op: ‘Ogotogot. . . de kranse!... de kranse. . .!’ viel haar moeder om de hals, die ’t nu óók zag en mee snikte... ‘Ze drage ’m weg huilde Toos. . . ‘Ogotogot. . .!’ ‘Kalm, mevrouw/ zei de dokter, die bij de sofa was gekomen: ‘Wees u nou kalm
In de gedrukte, warme stilte gaf Aaron de kransen door, een voor een. De linten slierden zij-ig over ’t tapijt. Kou-we lucht tochtte door de openstaande deur. Gesnik van vrouwen klaagde achter zakdoeken. Jet leunde tegen tante Mathil, die met rooie ogen aan ’t troosten was, - tante Duif zat strak-kijkend.
En, zachtjes, bij de deur, een glimmende hoge hoed met wrijfstrepen er door op ’t stoppelhoofdje, las Hangjas de namen af van ’t lijstje. . . ‘Eerste rijtuig. . . de herejemp Revita. . . David Pruim. . . Bernhard Schuit. . . Frederik
63