schoren kin tussen bakkebaard-kuifjes zocht-ie naar de weduwe. Ben, met een schok van genoegen, stoof op ’m toe, stelde z’n schoonmoeder voor.
‘. . .Mama. . . Mijneer Dikkels.’
Mevrouw, stemmig-bleek, vrouw van de wereld in haar rouwkleed stond op, boog.
‘Ik condoleer u met het verlies van uw echtgenoot, mevrouw - die een braaf man was - een braaf man - een dóór én dóór braaf én rechtschapen man. Mijn vrouw droeg mij op u uit haar naam te condoleren ‘Dank u mijneer.’
‘. . .Mijn vrouw. . . mijneer Dikkels. . .’
‘Mevrouw Schuit
Buigingen en ’n stilte van eerbied. Rustig, harmonieus in z’n bewegingen, trok het lid van de Kamer van Koophandel zich opzij terug bij de piano, bewreef zijn handschoenen, stootte onder algemene opmerkzaamheid, Beethoven op de driestand om, lette er niet op, gemakkelijk van kijken, met het dikke, trotse, gesoigneerde hoofd in de richting der weduwe. Tante Duif probeerde schuchter-ongemerkt haar zijden japon weg te loodsen, waarop hij met één voet stond. Hij zag ’t niet. En dan kwamen er nog twee neven, die de attentie afleidden. Haar stoel verschuivend, plukte tante Duif aan de zijden rok.
‘O - pardon mevrouw - Pardon.’
Aan verrimpeld duur joden-vrouwtje gaf dat ’n vreugde-schok. Wat-è innette - sjieke goj.
Dikkels, neerbuigend, in de volle maat van z’n vriendelijkheid begon met haar een fluistrend gesprek. Hoog tegen de piano stond z’n goed geproportioneerd christen-
59