‘Enne. . . heeft mijneer Hangjas de lijst?’
‘Welleke lijst?’
‘Van de familie die meerijdt, bedoelt mijneer.’
‘De lijst?... Nee da’s waar. Schrijf jij is op Aaron.. . Wacht, d’r ligt binne ’n lijst van kennisgevinge. . . Haal j’m is?’
Aaron haalde de lijst. Hangjas vond ’t beter om voor acht en dertig heren twaalf rijtuigen te nemen. - Twee reserve rijtuigen was nooit te veel. - Dat was goed. - Maar dan was ’r weer ’t bezwaar dat als hij, de directeur, meereed, er dertien rijtuigen achter de lijkwagen zouen rijjen... Of ’t dan niet beter was, dertien volgkoetsen te bestellen... dan rejen er veertien... En al hechtte mijneer er niet aan - ’t stónd als er véél rijtuigen achter ’t lijk waren... ’t Scheelde net zeven gulden. - Goed. Dertien rijtuigen. -En dat kwam ook heel mooi uit. Want op de lijst stonden de rabbijn en de voorzanger niet. - Die rejen zeker wel mee van ’t sterfhuis... De assistent-sjamoziem dat kostte zoveel niet. - ’n Gulden voor ellek. - Zo. En nou ’t regelen van de rijtuigen. Dan liep morgen alles van ’n leien dakje. Snoek met de bibberende beroerte-hand op de vette knie was met oom een gesprek begonnen. Oom met de handen in de zakken van z’n kapot huisjasje - dat morgen zou dienen voor krieje snijjen - vertelde hoe de laatste dagen van Mijkel geweest waren en dan Snoek, sym-pathiek-meewarig aan ’t kijken naar de scheurkalender op ’t behang. - Tetetetè, wel verschrikkelijk! - Krankzinnig. Of je bij suikerziekte krankzinnig wer? - Pommademan, die had ook wel geleje - maar die was de laatste dag nog bij z’n verstand geweest - die had z’n vrouw en z’n kinderen nog herkend - niks hadde ze an ’m gemerkt,
29