heeft, Suus is ’r ook 20 dol mee... - Was dat ’n misdaad van m geweest. En mocht-ie dan niks meer 2eggen? Goed en wel, maar als 2e huilde, als 2e huilde. Ze was 2o’n lieve, nobele meid. . .
Onrustig-bedrukt liep hij de trap op, 2ette hard 2ijn stok in de standaard, trok 2’n demi uit, bedacht 2ich nog eens óf hij uit 2’n humeur 2ou blijven, om te tonen dat hij de man was en geen lust had om ’t altijd ’t éérst goed te maken of prettig naar haar toe te gaan, haar knuffelen en af2oenen. Nou ’t laatste dan maar - voor de vréde -voor de huiselijke vréde. Maar 2e was niet in de huiskamer. In de keuken hoorde hij haar praten met de meid -de meid - de meid, en het pruttelen van vlees dat te braden stond. O, o, o - wat n beroerde maaltijd weer. Als je in de huiskamer was, vóelde je opnieuw wat ’r gebeurd was én dat je gelijk had, dat alles haar schuld was. Gedrukt, onple2ierig ging hij 2itten, op2iend tegen het stugge 2wijgen. Maar dan ineens in ’n opwelling, in een verlangen naar vriendelijkheid en wat onno2el huiselijk geluk, riep hij schijnbaar luchtig:
‘Tilly. . .! Tilly. . .! Waar ben je?’
‘Hier!’, riep 2e vanuit de keuken.
Hè, wat friste dat op, hoe ple2iérig die klank van haar stem-dat-2e-niet-meer-kwaad-was.. .
Opstaand liep hij de gang door, de keuken binnen. Tilly 2at op een keukenstoel naast de tafel. De meid wreef de vorken na.
‘Dag Til.’
‘Dag Guus.’
Ze keken elkander aan, nog wat schuw, beiden denkend
132