6g
„Nee, hier niet. . . Nee, toe Frans, doe ’t niet.” .. .
„Maak nou geen !”
„Nee!.. . ach toe!”
Ze voelde z’n lippen op zij in haar hals.
„’k Ben blij dat je hier bent, Trini. Wil je Zondag mee uit?*
„Als tante ’t wil... .”
„Vraag 91 an Florent.... da’s de baas .. . hij grinnikte: „ .. .. ’k zal je de stad laten zien.... Crénom, wat ?n stad!.... Zeg, hou je nog van me?”
„Ja,” zei ze aarzelend.
„ . ... We zullen naar ’t park gaan, bij ’t paleis .... Daar heb je muziek.”
Weer zoende hij haar achter ’t oor. Loom liep ze achter ’t wagentje met haar schouder tegen den zijne, z’n arm om haar middel.
„Nee Frans, nee!” fluisterde ze willoos.
Hij praatte door over Brussel.... Hier buiten was ’t misselijk. Als ze even meeliep, rechts, op de Avenue Corten-bergh, kon ze de stad zien .... Kijk daar.... dat was de koepel van ’t paleis van justitie.
Verrukt keek ze toe .... ’s morgens had ze op niets gelet door den lastigen kwelgeest in ’t wagentje. Nu leunde ze ademloos tegen Frans.
In de diepte de stad, omlijnd door groene heuvels.... Brussel! Brussel!
Duizenden daken, rood, zwart; speelgoed, woningen van ’n marionnettenwereld, reuzenplek vol klein leven.
Schitterend scheen de zon op de kleuren, weerkaatst hier en daar in blindende stralen.
Rookwolkjes, fijne spiraaltjes, pluimden omhoog of hingen slap, lusteloos, als ?n grijze wasem over de daken
„ .... O Frans! Frans!”
Stil, rustig, ’n plaats van zonnige lachjes, ’n Eden van weelde glansde in 9t gouden daglicht. Hard blauw met 'n staalgrauwe tint welfde de hemel er over, ’n groot venster