5<=>
de groote stad .... Maar ze dacht er an zonder vreugd, bijna met weerzin .... Ze zou Romaine niet meer zien .... haar vrijheid kwijtraken.... Ze zou moeten werken bij vreemden .. . .werken .. . .werken .... Dat nare, displeizierige altijd moeten werken om te leven!... Worstelend tegen haar wakker-zijn, dreven diffuse droombeelden voor haar oogen. Even zag ze haar vader en ze schoof zich rillend tegen Romaine aan, diep onder de dekens. Maar hij kwam weer, lachend, met de brandende pijp. Koortsachtig begon ze toen aan Brussel te denken, ’t Hielp. Welbehaaglijk rekte ze zich uit, woelde zich bloot, dekte zich weer toe en ze dommelde zonder te slapen, ’n hallucinatie, malle voorstellingen____
Brussel.... Brussel.... huizen .... paleizen .... drukke straten .... allemaal dames .... dames .... mooi licht.... veel licht.... heel veel licht.... muziek .... cristi.... die groote trom .... Boum! Boum! Boum !.. . Hou nou op!... Trinette, roepen ze .... knappe Trinette ..., Wat schijnt je haar!! .. cristi, je haar brandt!. .. je bent rood!. .. Trek nou je schoenen an . . .. we loopen hier nooit op bloote voeten .... Geef m’n kousen .... m’n schoenen! .. . Boum, Boum, Boum! Boum! . . .. Hou nou op! .... Je maakt me doof.... O ja ! ja ! ja!... . Geen bloote voeten .... Wat maken jullie een leven .... Ho! Ho! . . . Hou nou op!. . . ’k Wil d’r uit... . Niet zoo hard! . . . . Zoo ... Zoo.....
Glimlachend was ze ingedut, 't kopje op Romaine’s schouder.
j{* ^
*
’t Was dien dag heel druk in ’t kleine huishouden. Om vijf uur zou oom met ’t meisje vertrekken. Haastig moest alles worden nagezien, ingepakt. Na 't eten wipte Trinette de deur uit om den pastoor goeden dag te zeggen. Ze vond hem in de pastorie.
„ .... Zoo, zoo!”....
Hij streek zich met de hand over de kin.
.... „Zoo, zoo! .... Je moet dan maar braaf blijven.”