44
vrouw en je kinderen zullen wel voor je loopen. ... Allo ! . . . . Geen gekheid!”
De avond ging allertreurigst voorbij. Tegen negen uur kwam de pastoor. De grijsaard zag er ontdaan uit.
,,’k Was bij ’n sterfbed.... ’k Kon niet eerder komen.....
Wat ’n ongeval! Schrikkelijk ! . . Hou je goed, Pierre ....
Denk an God.... Denk an God !”....
En beneden bleef hij tot middernacht praten bij de meisjes.
Trinette sliep dien nacht op ’n stoel in de huiskamer. Ze durfde niet voorbij de kamer van den zieke te gaan, gefolterd door ’n nijpenden angst, door ’n groot berouw. De dagen die volgden was ze noch door zachtheid, nóch door geweld in het ziekevertrek te drijven. Een woeste ontzetting leefde in haar op, bij de gedachte den verminkten vader te zien. De jodoform-lucht maakte haar ziek.
* *
*
Pascal ging niet vooruit. Op de koorts volgde ’n geweldige uitputting en na ’n week bereidde dokter Monier de vrouw op ’t ergste voor.
Dien Maandag werd Pierre bediend, ’s Middags had hij z’n laatste heldere oogenblikken.
„Trinette,” zei de moeder, week. . .. „Trinette .... je vader wil je .. ..” Meer bracht ze er niet uit. De pastoor moest ’t voleindigen.
„Nee!.. . Om Gods wil niet!”, smeekte ’t meisje.
Zacht vatte de priester haar bij de hand, voerde haar naar boven.
„Nee!. . Nee ...” gilde ze voor de deur. Toen wankelde ze binnen.
In 't bed lag Pierre, akelig veranderd. Rookwolkjes dampten uit z’n mond.
Bijna stikkend van angst keek de dochter naar de slappe, ingevallen plek van de dekens.
Pierre lachte haar toe.