43
er ’n zweem van herinnering in hem op te wellen. Met *n zwakke, onzekere handbeweging tastte hij naar de beenen, woelde met ’n half krankzinnigen angst in de oogen, over de dekens.
Hij scheen te begrijpen.
Kreunend, ’n geluid dat door de ziel sneed, plofte ’t hoofd op de kussens terug.
Met gesloten oogen bleef hij zoo liggen zonder dat de anderen éen enkel woord durfden zeggen.
Ze dachten dat hij sliep, begonnen heel zacht te fluisteren.
Toen plotseling, kwam er ’n flauwe glimlach om z’n lippen ....
.... „Geef m’n pijp,” zei hij dof.
„De stumper .... hij ijlt... . hij ijlt” . .. ., zuchtte Fontan.
En ze bleven doorpraten, tot Pierre harder, duidelijker ’tzelfde steunde....
„Geef m’n pijp .... hoor jeniet ?____’k----1k wilrooken____”
Koortsachtig gloeiden z’n oogen.
Aarzelend stond de vrouw op, haalde de pijp. Ze dorst ’t niet weigeren.
Dokter Monier kwam binnen. Verbaasd bleef hij kijken naar den rookenden zieke.
„Wat is dat nu ?,. .. Je moogt niet rooken !* .... zei hij driftig.
.... „Laat me met rust!”....
„’k Wil ’t niet, Pascal.... Wees nu verstandig! ... Je moetje heel rustig houden .... Je leven is ’r mee gemoeid ”
„Nom de Domme.... laat me met rust!”
Met zachten drang nam de dokter de pijp uit den mond van den ongelukkige.
Toen gebeurde er iets vreeselijks, iets dat Marianne in tranen deed uitbarsten en Fontan naar ’t raam dreef.
Pierre begon te huilen als ’n kind.
„Wees nu ferm, Pierre,” zei de dokter goedig.... „*t Is
zoo erg niet Als je morgen zonder koorts bent mag
je rooken .... Kom kerel.... geen waterlanders ! . . . . Je